Diagnose

IQ - Intelligentie onderzoek

Een intelligentieonderzoek wordt vaak geadviseerd wanneer de schoolresultaten niet binnen de verwachtingen liggen. Er kan een vermoeden zijn van hoogbegaafdheid of van een zwakkere begaafdheid.

Een intelligentieonderzoek bestaat volgens de nieuwste inzichten uit een combinatie van testen (het CHC-model). Dit is een sterk theoretisch onderbouwd model en brengt alle brede domeinen van het intellectueel functioneren in beeld.

Dit laat toe om een zo getrouw mogelijke uitspraak te maken. De verstandelijke beperking is erkend door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap en komt daardoor voor subsidie in aanmerking. De precieze voorwaarden vindt U op VAPH website. Voor een formele diagnosestelling is het wenselijk een arts/psychiater in het multi disciplinaire team (MDT) mee op te nemen

IQ - Hoogbegaafdheidsonderzoek

Hoogbegaafdheid is meer dan een hoog IQ. Hoogbegaafdheid is een combinatie van een uitzonderlijke intelligentie, creativiteit en doorzettingsvermogen. Als maat voor hoogbegaafdheid wordt echter het IQ genomen, omdat creativiteit en doorzettingsvermogen lastig meetbaar zijn.
Personen met een IQ van >130 worden hoogbegaafd genoemd, vanaf 145 zijn ze uitzonderlijk hoogbegaafd.

Een aantal kenmerken die bij hoogbegaafde kinderen naar voren komen:

  •  Voorsprong in de ontwikkeling
  • Ongebruikelijk goed geheugen
  • Leergierig en breed geïnteresseerd
  • Sterke fantasie en creativiteit
  • Sensitief en intensief
  • Sterk ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel

Tot de leeftijd van 7 jaar wordt gesproken over een ontwikkelingsvoorsprong. Officieel wordt een kind met een ontwikkelingsvoorsprong niet hoogbegaafd genoemd, omdat de voorsprong nog zou kunnen verdwijnen. Echter hier zijn de meningen verschillend omdat sommige kenmerken van hoogbegaafdheid al bij jonge kinderen en zelfs baby’s aanwezig kunnen zijn.

Hoogbegaafde kinderen hebben een grote potentie op intellectueel gebied. Het benutten van deze potentie hangt af van een aantal factoren; kunnen de kinderen (leren) omgaan met hun perfectionisme, krijgen zij ruimte om autonoom aan de slag te gaan, worden zij geprikkeld en gestimuleerd om moeilijke zaken op te pakken, is er zingeving aanwezig (heeft dat wat je moet doen nut?). Om slechts een aantal zaken te noemen.

De omgeving heeft een grote invloed op het al dan niet tot bloei komen van de potentie bij deze kinderen. Om goed aan te kunnen sluiten bij de behoeftes is kennis van groot belang. Centrum-Psychodiagnostiek wil graag ouders en professionals ondersteunen bij het vinden van de benodigde kennis en begeleiding.

Hoogbegaafde kinderen zijn snelle denkers, die met creatieve oplossingen kunnen komen. Vaak verloopt de ontwikkeling snel en laten zij dit ook zien. Zo zie je soms dat een baby vroeg zijn hoofd omhoog kan heffen, of heel snel gaat staan. Er zijn peuters die goed en veel praten met een grote woordenschat, maar er zijn ook kinderen die eerst zeker willen zijn van hun zaak en lang observeren en ‘in het hoofd oefenen’. Deze kinderen kunnen je dan verrassen met ineens praten met volzinnen.
Een profiel van hét hoogbegaafde kind is niet te geven: elk kind is anders. Wel belangrijk is dat ouders, zorgverleners en onderwijzers kennis hebben van hoogbegaafdheid en de juiste begeleiding kunnen inzetten.

De IQ-test is een meetinstrument en een manier om hoogbegaafdheid vast te stellen. Veel mensen zien het als een manier om hun hoogbegaafdheid te kunnen bewijzen. Misschien voelt het alsof je dan pas mag vinden en zeggen dat je hoogbegaafd bent.
Maar hoogbegaafdheid komt niet altijd naar voren in een IQ-test. Sommige hoogbegaafden scoren zelfs laag op een IQ-test, ook al hebben ze een hoog IQ. Intelligentie is namelijk meer dan de IQ-score die uit een IQ-test komt. Een IQ-test is ook een momentopname. Dat is belangrijk om te onthouden. Want als je net op dat moment niet in staat bent om een goede prestatie te leveren omdat je gemoedstoestand wat minder is, zul je dat zien in de score die uit de IQ-test rolt. Maar dat verandert niet de mate waarin je hoogbegaafd bent.
Veel hoogbegaafden scoren bovendien lager op IQ-testen omdat ze de vragen anders interpreteren of er te moeilijk over nadenken. Het ligt er ook aan wie de IQ-test afneemt. Hoe voel jij je bij deze persoon? En heeft deze persoon wel kennis over hoogbegaafdheid zodat hij of zij dat kan meenemen in het afnemen van de test?
Onze zienswijze is dat een IQ-test hoogbegaafdheid wel kan bevestigen, maar niet kan ontkrachten. Met een IQ-score van, bijvoorbeeld 127 (officieel ben je dan meerbegaafd), kun je dus toch hoogbegaafd zijn.

ASS - Autismespectrumstoornis

Autisme Spectrum Stoornissen worden steeds multidisciplinair vastgesteld. Een psychiater en klinisch psycholoog aangevuld met eventueel een logopedist en kinesist. Aan de diagnosestelling zal een uitgebreide intake en anamnese met de ouders voorafgaan. Hierna zal informatie verzameld worden (o.a. door observaties, vragenlijsten, contact met leerkrachten,..) over het sociaal-emotioneel functioneren van het kind/jongere en bijkomend onderzoek gebeuren voor de nodige aanvullende informatie (zoals een intelligentieonderzoek, taalonderzoek,…). Autisme Spectrum Stoornissen zijn erkend door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap en komt daardoor voor subsidie in aanmerking. De precieze voorwaarden vindt U op VAPH website.

Een Autisme Spectrum Stoornis of kortweg ASS is een neurobiologische ontwikkelingsstoornis. Dit wil zeggen dat er bij jou ontwikkeling als foetus je hersenen zich anders hebben ontwikkeld. De precieze oorzaken zijn niet bekend. Belangrijk is te weten dat je anders bent. Dit kan echter ook positief zijn. In onze begeleiding richten we ons om je sterke punten nog te versteken en de negatieve symptomen te milderen. Zo zal je optimaal functioneren.

Kenmerkend voor ASS zijn het anders functioneren op het gebied van:

  • Sociale contact, met name in de sociale wederkerigheid
  • De verbale en non-verbale communicatie
  • Beperkt repertoire van interesses en activiteiten

Het wordt een spectrum genoemd omdat deze kenmerken in meer of mindere mate aanwezig kunnen zijn en in al hun combinaties. Autistische stoornissen kunnen per individu en per leeftijd verschillen in ernst en verschijningsvorm. De kenmerken hoeven zich niet altijd op alle fronten (direct) te manifesteren.

Een stoornis in het sociale contact, met name in de sociale wederkerigheid

Mensen met autisme hebben moeite in de omgang met anderen omdat sociale regels heel wisselend (naargelang de context) en onzichtbaar zijn. Bovendien is zowel het inzicht in wat anderen voelen en denken als het doorzien van sociale situaties zeer beperkt. Daardoor krijg je ongewild heel wat labels mee: koppig, gedragsgestoord, onbeleefd, excentriek, bizar, egoïstisch, vreemd, …

Een stoornis in de verbale en non-verbale communicatie

Taal wordt door jou vaak letterlijk begrepen. Gelaatsuitdrukkingen, lichaamstaal en sociale aanwijzingen werken vaak niet. Ook het denken in abstracte begrippen is voor jou vaak niet eenvoudig.

Een opvallend beperkt repertoire van interesses en activiteiten

Vaak heb jij slechts oog voor enkele objecten, onderwerpen of activiteiten (bijvoorbeeld draaiende wieltjes, treinen of het openen en sluiten van deuren). Je kan je moeilijk aanpassen aan nieuwe situaties en hebt moeite met veranderingen. Vaak heb je een beperkt gedrags- en interessepatroon. Wanner je autistische eigenschappen hebt neem je de wereld op een andere manier waar. Vaak richt jij je op (onbelangrijke) details en ziet het geheel niet, waardoor je ook tot een andere betekenisverlening komt.

Een stoornis in het verbeeldingsvermogen

Deze stoornis (zich onvoldoende iets kunnen verbeelden/voorstellen en er betekenis aan kunnen verlenen) kan zich uiten in o.a. een totaal gebrek aan verbeelding, invoelingsvermogen, maar ook in een teveel aan fantasie.

Deze verschijnselen worden meestal zichtbaar voor het derde levensjaar.

Autisme uit zich op duizenden verschillende manieren. En hoe ouder – of hoe intelligenter – iemand met autisme is, hoe meer je hebt geleerd om de stoornis te compenseren en camoufleren.

Qua niveau van functioneren zijn er vaak uitschieters, zowel naar boven (bv. op het gebied van getallen of techniek) als naar beneden (bv. sociaal inzicht of aanpassingsvermogen).

De stoornis komt voor bij kinderen en volwassenen met uiteenlopende niveaus van verstandelijk functioneren, van diep zwakzinnig tot hoog intelligent en komt aanzienlijk meer voor bij jongens dan bij meisjes.

Personen met een ‘Autistische stoornis’ worden wereldwijd geclassificeerd binnen de diagnostische categorie PDD (Pervasive Developmental Disorder), zoals in de DSM V.

ADHD - Attention Deficit Hyperactivity Disorder

ADHD wordt steeds multidisciplinair vastgesteld. De diagnosestelling gebeurt op basis van verschillende observaties, gesprekken met ouders en leerkrachten en testbatterijen. Een klasobservatie is aangewezen bij onderzoek naar ADHD.

ADHD gaat vaak samen met andere problemen en stoornissen. Men spreekt dan van comorbiditeit. In een onderzoek in zowel de algemene bevolking als in klinische steekproeven bleek ADHD in 60 tot 100 procent samen te gaan met minstens één andere psychische stoornis. In ruim de helft van de gevallen gaat ADHD samen met andere gedragsproblemen en gedragsstoornissen zoals de oppositioneel-opstandige stoornis en in mindere mate de ‘normoverschrijdende-gedragsstoornis’. In de late adolescentie en de volwassenheid komt ADHD veel samen voor met verslavingsproblemen.

Bij ongeveer een derde van de jeugdigen met ADHD is er ook sprake van leerproblemen, variërend van leesproblemen (dyslexie) tot rekenproblemen (dyscalculie). Het is niet duidelijk waarom ADHD en leerstoornissen zo vaak samen voorkomen en evenmin of leerstoornissen al dan niet het gevolg zijn van ADHD. Ongeveer een kwart van de jeugdigen met ADHD heeft last van angst- of stemmingsproblemen. Verder heeft ongeveer een kwart tot de helft slaapproblemen en ongeveer de helft problemen met de motorische coördinatie. Ongeveer 20 procent van de jeugdigen met ADHD heeft ook een tic stoornis. De afgrenzing van ADHD met andere ontwikkelingsstoornissen zoals een Autisme Spectrum Stoornis is niet altijd eenvoudig; jeugdigen met ADHD vertonen vaak ook kenmerken van autisme.

Bij jeugdigen met ADHD kan zich bovendien, soms in combinatie met de eerdergenoemde stoornissen, een antisociale of een borderline persoonlijkheidsstoornis ontwikkelen. Men kan stellen dat het hebben van ADHD op zichzelf een risicofactor is voor het ontwikkelen van andere problemen.

ADHD-symptomen kunnen ook optreden als onderdeel van andere psychische stoornissen of daar soms zelfs het eerste verschijnsel van zijn. In dat geval is er geen sprake van comorbiditeit, maar moet een andere diagnose worden gesteld. Zolang dit niet met zekerheid kan gebeuren, moet deze mogelijkheid als ‘differentiaaldiagnose’ worden overwogen. Het is dus denkbaar dat bij screening ADHD wordt gevonden, maar dat het feitelijk gaat om een vroeg stadium van een andere psychische stoornis, bijvoorbeeld autisme, een bipolaire stoornis of een tic stoornis.

In deze richtlijn wordt niet ingegaan op de diagnostiek en behandeling van deze zo vaak bij jeugdigen met ADHD voorkomende stoornissen. Daarvoor wordt verwezen naar richtlijnen die betrekking hebben op die stoornissen. Dit neemt niet weg, dat het voor de jeugdprofessional noodzakelijk is om kennis van deze comorbide stoornissen te hebben.

Alvorens de behandeling met medicatie bij volwassenen met ADHD te starten is een volledig onderzoek geïndiceerd…

LEERSTOORNISSEN

Een leerstoornis is een probleem dat zich voordoet tijdens de prille kinderjaren in het leren van vaardigheden, zoals lezen, schrijven, rekenen, spreken, taal en zelfs bewegingen (motorische vaardigheden). Onbehandeld kunnen ze later voor grotere problemen zorgen of voor een tragere vooruitgang tijdens de eerste schooljaren. Het kleuteronderwijs in België voorziet voorschoolse educatie. Dat zijn maatregelen die genomen worden om eventuele problemen vroegtijdig op te merken en aan te pakken.

De meest voorkomende leerstoornissen zijn:

  • dyslexie (leesproblemen) en dysgrafie (spelling- en schrijfproblemen); ze komen vaak samen voor.
  • dyscalculie: het kind heeft moeite met het begrijpen van wiskundige concepten, zoals het rangschikken van cijfers en ruimtelijk inzicht.
  • dysfasie: het kind heeft problemen met de spraak of het leren van taal. Meestal wordt dit al in de vroege ontwikkeling van het kind opgemerkt. Gebruikt je kind geen woorden tegen de leeftijd van twee jaar, of zinnen tegen de leeftijd van drie jaar, dan is er mogelijk sprake van dysfasie. De taalachterstand die hierdoor ontstaat, kan gevolgen hebben in de volwassenheid onder de vorm van taal- of begripsproblemen.
  • dyspraxie: het kind heeft een bijzondere motorische onhandigheid die zich uit in niet goed gecoördineerde bewegingen; dit heeft niets te maken met een intellectuele achterstand of algemene medische toestand.

TRAUMA

Er zijn twee verschillende soorten trauma’s. Bij het eerste soort is er één keer iets gebeurd wat traumatisch was voor jou. Dit heet een enkelvoudig trauma. Bij het tweede soort heb je meerdere nare ervaringen gehad over een langere periode. Dit heet een meervoudig of complex trauma.

De stoornis die zich hieruit kan ontwikkelen noemen we een Post Traumatische Stress Stoornis of kortweg PTSS.

Enkelvoudig trauma

Bij een enkelvoudig trauma maakte je één keer iets heftigs mee, bijvoorbeeld een ongeluk of overval. Deze heel vervelende gebeurtenis heb je nog niet goed verwerkt en dit leidde vervolgens tot een trauma. Enkelvoudig betekent niet dat dit trauma minder erg is dan een meervoudig of complex trauma. Beide soorten kunnen veel grip hebben op jouw leven.

Meervoudig of complex trauma

Als je voor een langere periode of meerdere keren iets vervelends meemaakt, is er een kans dat je een meervoudig trauma ontwikkelt. Voorbeelden hiervan zijn terugkerende mishandeling, herhaald seksueel misbruik of gepest worden. Doordat je meerdere malen te maken had met dezelfde trigger, kunnen de klachten hoog oplopen bij een meervoudig of complex trauma. Hierbij komen vaak ook andere klachten voor, zoals een angststoornis, een negatief zelfbeeld of verslavingsproblemen. Het is mogelijk dat een meervoudig of complex trauma je karakter en ontwikkeling beïnvloedt, omdat het ‘dieper’ in je systeem is opgenomen.

De symptomen van trauma ervaart iedereen anders. Over het algemeen denk je vaak terug aan de situatie en focus je je moeilijk op de realiteit. Ook merk je misschien trauma in je lichaam. Het stressniveau van je lichaam is verhoogd, waardoor je voortdurend alert bent. Dit gaat soms samen met een verhoogde hartslag en ademfrequentie. Je kunt je dus steeds opgejaagd voelen zonder dat daar een duidelijke reden voor is. Ook kunnen de emotionele klachten elk moment van de dag voorkomen.

Je kunt op verschillende momenten last krijgen van het trauma, zowel kort na de gebeurtenis, maar ook pas jaren later wanneer je dacht alles verwerkt te hebben. Door een trauma ontstaan ook andere problemen, zoals een depressie, angst en/of een laag zelfbeeld. Ook komen verslavingsproblemen voor. Hiervoor gebruik je verdovende middelen om je angst(en) te verminderen en te ontspannen. Misschien vermijd je ook wel bepaalde situaties en gedachten om met de stress en angst om te gaan.

Bij een trauma kunnen de volgende klachten voorkomen:

  • Flashbacks/nachtmerries
  • Concentratieproblemen
  • Angst/stress
  • Verdriet
  • Boosheid
  • Vermijdingsgedrag
  • Vermoeidheid
  • Hulpeloosheid
  • Prikkelbaarheid
  • Verhoogde bloeddruk/hartslag
  • Kans op depressie of verslavingsproblematiek

PTSS volgens DSM V wordt als volgt beschreven:

Betrokkene is blootgesteld aan een feitelijke of dreigende dood, ernstige verwondingen en/of seksueel geweld op één (of meerdere) van de volgende manieren:

  1. Het is de persoon direct overkomen;
  2. De persoon was getuige van de gebeurtenis;
  3. Een direct familielid of vriend van de persoon is het overkomen;
  4. De persoon wordt herhaaldelijk blootgesteld aan nare details van de ingrijpende gebeurtenis(sen) (bijv. politieagenten die herhaaldelijk worden blootgesteld aan de details van kindermisbruik).

Criterium 4 is niet van toepassing op blootstelling via elektronische media, televisie, films of afbeeldingen, tenzij deze blootstelling werk gerelateerd is (dus wel bijvoorbeeld bij de politie).

Er moet sprake zijn van de onderstaande symptomen:

  1. Herbeleven

De traumatische gebeurtenis wordt voortdurend herbeleefd op één (of meer) van de volgende manieren:

  • Herhalende, zich opdringende herinneringen;
  • Onaangename dromen die gerelateerd zijn aan het trauma;
  • Handelen of voelen alsof het trauma opnieuw plaats vindt;
  • Heftige emoties als iemand eraan herinnerd wordt;
  • Lichamelijke reacties als iemand eraan herinnerd wordt.
  1. Vermijden
  • Aanhoudend vermijden van prikkels die gerelateerd zijn aan het trauma, zoals blijkt uit één (of twee) van de volgende symptomen:
  • Het vermijden van gedachten en gevoelens;
  • Het vermijden van plaatsen, mensen, voorwerpen en situaties.
  1. Negatieve gedachten en stemming

Negatieve veranderingen in gedachten en stemming gerelateerd aan de traumatische gebeurtenis, zoals blijkt uit twee (of meer) van de volgende symptomen:

  • Onvermogen om delen van gebeurtenis te herinneren;
  • Negatieve gedachten over zelf, anderen en de wereld;
  • Vertekende gedachten over consequenties en oorzaak van de gebeurtenis;
  • Negatieve emoties (angst, afschuw, woede, schuld, schaamte);
  • Afgenomen interesse en participatie in activiteiten;
  • Afgesneden of vervreemd voelen van anderen;
  • Niet in staat positieve emoties te ervaren
  1. Hyperactivatie

Aanhoudende symptomen van verhoogde prikkelbaarheid zoals blijkt uit twee (of meer) van de volgende:

  • Geïrriteerdheid en woede-uitbarstingen;
  • Roekeloosheid en zelfdestructief gedrag;
  • Hyperalertheid;
  • Overdreven schrikreacties;
  • Concentratieproblemen;
  • Slaapproblemen

Voor alle bovenstaande symptomen geldt: deze zijn begonnen of verslechterd na de traumatische gebeurtenis.

De duur van de stoornis is langer dan één maand.

De stoornis veroorzaakt klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren, of het functioneren op andere belangrijke terreinen.

De stoornis kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een middel (zoals medicatie, alcohol) of aan een somatische aandoening.

ANGST

Angststoornissen zijn vaak voorkomende aandoeningen.
Onder angststoornissen wordt een onderscheid gemaakt naar de volgende stoornissen:

Selectief mutisme

Wanneer jij selectief mutisme hebt dan spreek je – makkelijker maar niet altijd – enkel met mensen die zeer dicht bij je staan. Met selectief mutisme ben je consistent niet in staat in sociale situaties te spreken waarin dit wel wordt verwacht, zoals op school, terwijl jij in een zeer veilige omgeving met mensen die dicht bij je staan wel spreekt. De gevolgen van het niet kunnen spreken zijn aanzienlijk voor de schoolprestaties, in de opleiding of op het werk. Ook kan de normale sociale communicatie er anderszins door belemmerd worden.

Separatieangststoornis

Met een separatieangststoornis ben je bang om van hechtingspersonen gescheiden te worden. Dit in een mate die niet past bij je ontwikkelingsfase. Je bent voortdurend bang dat je hechtingspersonen iets ergs zal overkomen, je bent angstig voor gebeurtenissen die tot het verlies of een scheiding van hechtingspersonen zouden kunnen leiden, en hierdoor vertoon je tegenzin bij hechtingspersonen weg te gaan. Je hebt vaak last van nachtmerries en lichamelijke stresssymptomen.
De symptomen ontwikkelen zich dikwijls tijdens de kinderjaren hoewel ze nog het gehele volwassen leven tot uiting kunnen komen.

Specifieke fobie

In geval van een specifieke fobie ervaar je extreme angst voor één bepaalde situatie, dier of ding of vermijding daarvan. Voorbeelden hiervan zijn: hoogtevrees, vliegangst, angst voor spinnen of de tandarts, claustrofobie. Bij deze stoornis is er geen sprake van specifieke cognities. De vrees en angst, of de vermijding, worden vrijwel altijd direct door de fobische situatie opgeroepen, in een mate die vergeleken met het werkelijke risico lang aanhoudt en buiten proportie is.

Sociale-angststoornis

Wanneer jij een sociale-angststoornis hebt kom je vaak erg verlegen over. Je voelt je vooral in (onbekend) gezelschap onzeker en bloost of beeft vaak. Je bent bang voor elke vorm van kritiek waardoor je overdreven alert bent voor wat er in gezelschap zal gebeuren. Daarnaast ervaar je het gevoel het niet goed te doen, de angst vernederd of afgewezen te worden of aanstoot te geven. De angst om vreemd over te komen en af te gaan beheerst je gedrag. Het leggen van contacten wordt als een enorm probleem ervaren.
Iemand met een sociale-angststoornis is bang voor sociale interacties en situaties waarin er een kans is dat anderen hem kritisch bekijken of vermijdt deze. De situaties waarin een sociale fobie zich voordoet zijn wisselend. Voorbeelden zijn: bang zijn om te telefoneren, in een restaurant te eten, in het openbaar te spreken of iemand te ontmoeten.

Paniekstoornis

Bij een paniekstoornis ervaar je regelmatig paniekaanvallen waarbij je volkomen onverwacht wordt overvallen door extreme angst of een intens gevoel van onbehagen, die binnen enkele minuten een piek bereikt en met lichamelijke en/of cognitieve symptomen gepaard gaat. Daarnaast ben je aanhoudend bezig met of ongerust over het opnieuw krijgen van een paniekaanval of veranderen je je gedrag vanwege de paniekaanvallen. Bij een paniekaanval overheerst het gevoel flauw te vallen, dood te zullen gaan of gek te worden, naast het gevoel de controle over zichzelf te verliezen. Voor een paniekaanval hoeft geen directe aanleiding te zijn.

Agorafobie

Agorafobie wordt ook wel straatvrees of pleinvrees genoemd. Hierbij is er sprake van angst voor minimaal twee van de volgende situaties: reizen met het openbaar vervoer, zich in open ruimtes begeven, in afgesloten ruimtes zijn, in een menigte verblijven of in de rij staan of zich buitenshuis zonder gezelschap in andere situaties bevinden. De angst voor deze situaties ontstaat vanwege de gedachte niet goed weg te kunnen komen en geen hulp te krijgen als er iets zou gebeuren. Wanneer jij straatvrees hebt vermijd je vaak bovenstaande situaties of begeef je enkel in gezelschap van iemand anders omdat je in je eentje vreselijk bang en weerloos voelt en door paniek overvallen kan worden. Sommige mensen met pleinvrees durven niet alleen thuis te blijven.

Gegeneraliseerde-angststoornis

Wanneer jij lijdt aan een gegeneraliseerde-angststoornis dan maak jij je langdurig ernstige zorgen over zaken die bij het dagelijks leven horen. Je ervaart moeilijkheden om zaken zoals geld, gezondheid en het presteren op school of op het werk te beheersen terwijl daar geen reden voor is. Je piekert, ervaart angstige voorgevoelens, je bent vaak somber en overbezorgd. Daarnaast ervaar je lichamelijke klachten zoals rusteloosheid of je gespannen of opgedraaid voelen; concentratieproblemen of ergens niet op kunnen komen; prikkelbaarheid; snel moe worden; verstoorde slaap en spierspanning.

DEPRESSIE

We onderscheiden de exogene en de endogene depressie. Deze verwijzen naar de ontstaansreden. Bij de exogene vorm is de depressie een gevolg van een (negatieve) levensgebeurtenis. Bij de endogene vorm is het een verstoring van het biochemisch evenwicht in onze hersenen.

De kernsymptomen van een depressie zijn een sombere stemming of een verlies van interesse of plezier in (bijna) alle activiteiten. Deze symptomen manifesteren zich bijna dagelijks, gedurende het grootste deel van de dag. De klachten duren minstens 2 weken, en naast de kernsymptomen kunnen er nog andere klachten ontstaan:

  • Ongewilde gewichtstoename of gewichtsverlies;
  • Bijna dagelijkse slapeloosheid of slaperigheid;
  • Uitgesproken rusteloosheid of geremdheid;
  • Dagelijkse vermoeidheid of verlies van energie;
  • Gevoelens van waardeloosheid of schuldgevoel;
  • Dagelijks verminderd concentratievermogen of besluiteloosheid;
  • Terugkerende doodsgedachten.

In totaal moeten er 5 symptomen aanwezig zijn voor de diagnose van depressie. Deze symptomen verstoren het dagelijks functioneren ernstig en zijn niet te verklaren door een andere lichamelijke aandoening of door middelenmisbruik.

Het kan zijn dat je bepaalde gevoelens herkent, maar dat ze van voorbijgaande aard zijn. We spreken dan over depressieve klachten. Bijna iedereen heeft er weleens last van, zoals na het overlijden van een dierbaar persoon.

Pas als de bovenstaande criteria zijn vervuld, spreken we van een depressie.

Er is een verband tussen erfelijke factoren en persoonlijkheidskenmerken, en het ontstaan van depressie, met vaak psychosociale stress als uitlokkende factor.

We spreken van een majeure depressie wanneer deze zich in de ernstige vorm manifesteert. Dysthyme depressie wanneer deze zich chronisch voordoet maar de symptomen matig tot licht ernstig zijn. Een specifieke vorm is de postnatale depressie.

Bipolaire stemmingsstoornis

Een bipolaire stoornis wordt ook wel een manisch-depressieve stoornis genoemd. Het is een psychiatrische aandoening, waarbij de stemming wisselt tussen zware depressieve en (hypo)manische (overdreven gevoel van energie, risicogedrag) periodes. Het is een aandoening die verantwoordelijk is voor heel wat psychisch leed. Ten minste de helft van de mensen met een bipolaire stoornis onderneemt een zelfmoordpoging. Het is dan ook heel belangrijk om de ziekte te herkennen en te behandelen, ook om herval te voorkomen.

De aandoening kent twee vormen:

  • Een type 1-stoornis wordt gekenmerkt door manische, depressieve en gemengde periodes.
  • Een type 2-stoornis wordt gekenmerkt door hypomane en depressieve periodes.

Meestal is het zo dat de depressieve periodes de overhand hebben. Het is echter belangrijk om het onderscheid te maken tussen de ziekte ‘depressie’ en de manisch-depressieve stoornis, want de behandeling is verschillend.

PERSOONLIJKHEID

Iedereen heeft een unieke set aan persoonlijke eigenschappen die een grote invloed hebben op het doen, denken, voelen. Een persoonlijkheidsstoornis is een algemene term voor een rigide patroon van persoonlijkheidstrekken, waardoor je onvoldoende in staat is bent gedrag aan te passen aan wisselende omstandigheden.
Je manier van denken en waarnemen zijn vaak sterk gekleurd en zo kun je op een vervormde manier kijken naar jezelf en de omgeving.
De beleving en uiting van gevoelens is vaak verstoord, zoals bijvoorbeeld sterk wisselende of te intense emoties.

Cluster A (vreemd of excentriek gedrag)

  • Paranoïde persoonlijkheidsstoornis
  • Schizoïde persoonlijkheidsstoornis
  • Schizotypische persoonlijkheidsstoornis

Cluster B (theatraal, emotioneel of grillig gedrag)

  • Antisociale persoonlijkheidsstoornis
  • Borderline persoonlijkheidsstoornis
  • Theatrale persoonlijkheidsstoornis
  • Narcistische persoonlijkheidsstoornis

Cluster C (gespannen of angstig gedrag)

  • Ontwijkende persoonlijkheidsstoornis
  • Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis
  • Obsessieve-compulsieve persoonlijkheidsstoornis (niet te verwarren met de obsessieve-compulsieve stoornis)

Persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven (personality disorder not otherwise specified). Deze diagnose krijgen de mensen die niet binnen de criteria van een bepaalde persoonlijkheidsstoornis vallen, maar wel trekken hebben van twee of meer persoonlijkheidsstoornissen, dat wil zeggen, net niet voldoen aan de criteria Het is voor iemand met een paranoïde persoonlijkheidsstoornis heel moeilijk om zich te ontspannen en open te staan in contact met anderen. Mensen met deze stoornis zijn eigenlijk altijd angstig en op hun hoede, zelfs als ze iemand langer kennen. Ze zijn continu bezig met het inschatten van de situatie en kijken voortdurend ‘de kat uit de boom’.

Bekijken we even de verschillende vormen wat van naderbij.

Paranoïde persoonlijkheidsstoornis (Cluster A – vreemd of excentriek gedrag)

Je hebt een innerlijke overtuiging ontwikkeld die zegt dat andere mensen niet te vertrouwen zijn. Je gaat gebukt onder de gedachte dat alles wat je over jezelf laat weten, tegen je gebruikt zal worden. Je meent vaak te ontdekken de verborgen bedreigingen of beledigingen in wat andere mensen zeggen of doen.

Mensen met een paranoïde persoonlijkheid zijn doorgaans ook erg kritisch en hebben veel tijd nodig om mensen te vergeven die hen, in hun ogen, beledigd of gekleineerd hebben. Ze kunnen op dit soort momenten ook ineens uit hun slof schieten. Dit alles kost veel energie en mensen met een paranoïde persoonlijkheidsstoornis zullen zich dan ook het meest op hun gemak voelen wanneer er niemand in de buurt is. Mensen die lijden aan deze stoornis hebben vaak een kleine vriendenkring en blijven vaker zonder partner dan anderen. Een relatie met iemand met een paranoïde persoonlijkheidsstoornis is meestal ook erg zwaar omdat de partner er vaak van verdacht wordt ontrouw te zijn.

Zo kan het voorkomen dat iemand met een paranoïde persoonlijkheid zijn of haar verantwoordelijkheden (zoals werk) verwaarloost om de activiteiten van de partner te controleren. Door hun kritische en achterdochtige instelling is het voor mensen met een paranoïde persoonlijkheidsstoornis ook moeilijk om samen te werken. Ze zullen daarom vaker dan gemiddeld moeilijkheden ervaren in het functioneren op hun werk.

Schizoïde persoonlijkheidsstoornis (Cluster A – vreemd of excentriek gedrag)

Hoewel jij een sterk verlangen hebt om bij je partner, gezin, familie of vrienden te zijn, is dit voor jou met een schizoïde persoonlijkheidsstoornis niet het geval. Je hecht niet aan hechte relaties met anderen en hebt weinig behoefte aan contact.

Je brengt je tijd dan ook het liefst alleen door. Je kiest voor individuele hobby’s, zoals fotografie, lezen of tv kijken. Hetzelfde geldt voor je werkomgeving, zoals een baan in de IT bijvoorbeeld, waarbij zo min mogelijk andere mensen betrokken zijn. Er zijn maar weinig dingen waar iemand jij met een schizoïde persoonlijkheidsstoornis plezier aan beleeft, hoewel sommige van jullie wel kunnen genieten van intellectuele dingen die ze alleen doen, zoals bijvoorbeeld het verzamelen van postzegels of het doen van wiskundige proeven.

Er is eigenlijk niets dat hen echt gelukkig (of verdrietig) maakt. Dit gedrag is misschien beter te begrijpen wanneer we beseffen dat iemand met deze stoornis gewoonweg niet het vermogen heeft (geleerd) om plezier te hebben tijdens sociaal en lichamelijk contact, zoals eten of seks. Een partner hebben ze dan meestal ook niet en mensen met een schizoïde persoonlijkheidsstoornis hebben doorgaans al vanaf hun pubertijd geen behoefte aan seksueel contact of een gewone knuffel van een ouder of vriend.

Op de omgeving zal iemand met deze stoornis vaak wat kil en afstandelijk overkomen. Maar dat maakt iemand met een schizoïde persoonlijkheid niets uit. Ze hebben meestal zo weinig interesse in relaties met andere mensen, dat het hen daarom ook niet uitmaakt wat mensen van hen denken.

Wanneer we naar oorzaken in de levensgebeurtenissen van mensen met een schizoïde persoonlijkheidsstoornis kijken, kunnen er voorzichtig een aantal worden genoemd. Zo is er enig bewijs dat volwassenen met deze stoornis in hun jeugd vaker door hun ouders verwaarloosd werden dan volwassenen zonder deze stoornis. Je zou dus voorzichtig kunnen zeggen dat een aantal mensen met een schizoïde persoonlijkheid in hun jeugd wellicht een tekort hebben gehad aan de wezenlijke levensbehoefte van liefde, contact met anderen en aandacht.

Verder zijn er voorzichtige aanwijzingen dat emotionele en lichamelijke mishandeling alsook seksueel misbruik van invloed zijn op het ontstaan van de schizoïde persoonlijkheidsstoornis. Hierdoor komt een andere levensbehoefte, de behoefte aan veiligheid, bescherming en bestaanszekerheid in het geding. Het zou kunnen zijn dat mensen met een schizoïde persoonlijkheid zichzelf voor de heftige gevoelens, die deze traumatische ervaringen met zich mee hebben moeten brengen, zijn gaan afsluiten om niet te pijn te hoeven voelen die dit met zich meebracht. Door een tekort/beschadiging in deze twee belangrijke levensbehoeftes, lijken ze uiteindelijk emotioneel volledig afgevlakt te zijn en moeten ze zonder behoefte aan contact en plezier door het leven.

Schizotypische persoonlijkheidsstoornis (Cluster A – vreemd of excentriek gedrag)

Met een schizotypische persoonlijkheidsstoornis ben je altijd erg angstig. Je bent aanhoudend achterdochtig en voelt je, mede hierdoor, vrijwel steeds ongemakkelijk in gezelschap. Het is voor jou met deze stoornis dan ook heel erg moeilijk om jezelf staande te houden met anderen in de buurt.

Voor je omgeving lijken mensen zoals jij zich dikwijls anders te gedragen. Daarom word je door anderen soms als eigenaardig of zelfs vreemd ervaren. Zo vinden anderen doorgaans dat jij met deze stoornis er vreemde ideeën of overtuigingen op nahoudt of dat je je anders (excentrieker) kleedt dan anderen.

Uit onderzoek weten we dat mensen met een schizotypische persoonlijkheid hun emotionele reactie niet goed kunnen laten aansluiten op de situatie waarin zij zich bevinden. Hierdoor kan het gedrag van iemand met deze stoornis dan ook als kil, harteloos, ongeïnteresseerd of afstandelijk ervaren worden. Bijvoorbeeld wanneer hij of zij voortdurend blijft lachen als hij of zij iets heel naars vertelt.

Mensen met een schizotypische persoonlijkheid ervaren contacten met anderen wat anders dan gebruikelijk. Ze zijn erg wantrouwend en hebben vaak het idee dat anderen het over hen hebben of hen bekijken, terwijl dit helemaal niet zo is. Ook geloven mensen met een schizotypische persoonlijkheidsstoornis vaker dan gemiddeld in zaken die voor anderen een beetje apart aandoen. Zoals magisch denken bijvoorbeeld, waarbij ze het idee hebben dat met hun gedachten dingen te beïnvloeden zijn.

De meeste mensen met een schizotypische persoonlijkheidsstoornis denken niet alleen anders, maar ze voelen en beleven dingen ook echt anders. En ook de communicatie met anderen is voor mensen met een schizotypische persoonlijkheidsstoornis doorgaans lastig. Mensen met deze stoornis kunnen soms erg gedetailleerd over iets vertellen, waardoor de ander al snel zijn interesse verliest. Het is soms lastig voor andere mensen om iemand met een schizotypische persoonlijkheidsstoornis goed te begrijpen, zowel door de soms wat aparte inhoud van zijn of haar verhalen als door de manier van praten. Mensen met een schizotypische persoonlijkheidsstoornis voelen zich in de regel dan ook niet goed begrepen door anderen en hebben vaak maar weinig vrienden. In onze behandeling is daar uiteraard aandacht voor.

Doordat het aangaan van relaties zo moeilijk voor hen is, trouwt meer dan de helft de mensen met een schizotypische persoonlijkheidsstoornis nooit. Veel mensen met deze stoornis zijn bovendien niet in staat om te werken. Ze voelen zich vaak erg somber en ook alcohol- en drugsmisbruik komen relatief vaak voor.

Antisociale persoonlijkheidsstoornis (Cluster B – theatraal, emotioneel of grillig gedrag)

Hoewel de meeste mensen zich over het algemeen aan de maatschappelijke regels, normen en wet houden, is dit bij mensen met een antisociale persoonlijkheidsstoornis meestal niet het geval. Ze zijn vaak prikkelbaar, impulsief of agressief en hebben een beperkt ontwikkeld geweten.

Mensen met een antisociale persoonlijkheidsstoornis hebben veel moeite met stabiliteit in hun denken, voelen en gedrag. Hierdoor zijn ze vaak erg impulsief, prikkelbaar of agressief en op zoek naar een snelle behoeftebevrediging. Ook hebben ze een beperkt ontwikkeld geweten.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat mensen met deze stoornis vaker dan gemiddeld verslaafd zijn aan alcohol of drugs en dat ze door hun levensstijl vaker lichamelijk aandoeningen hebben. Denk maar eens aan lichamelijke verwondingen door gewelddadig gedrag bijvoorbeeld of seksueel overdraagbare aandoeningen. In de vroege volwassenheid is er zelfs een grotere kans op overlijden. Uit onderzoek blijkt dit vooral samen te hangen met middelenmisbruik, een relatief hoog percentage zelfmoorden en een grotere betrokkenheid bij misdrijven met een dodelijke afloop.

De constante onverantwoordelijkheid, het roekeloze gedrag en het vaak ontbreken van spijtgevoelens brengt ook veel problemen voor hun omgeving en de maatschappij met zich mee. Mensen met een antisociale persoonlijkheidsstoornis gebruiken vaker dan gemiddeld geweld tegen mensen uit hun directe omgeving, zoals hun partner of kinderen. Maar het geweld kan zich ook tegen vreemden richten. Een gelijkwaardige relatie aangaan met anderen lukt niet. Anderen worden eerder gezien als iets wat gebruikt of uitgebuit kan worden voor eigen gewin.

Het is van mensen met een antisociale persoonlijkheidsstoornis bekend dat ze relatief vaak hun schoolopleiding niet afmaken of dat ze stoppen met hun werk. Voor de samenleving betekent dit meer werkloosheid en illegale inkomsten.

Borderline persoonlijkheidsstoornis (Cluster B – theatraal, emotioneel of grillig gedrag)

Iemand met een borderline persoonlijkheidsstoornis (BPS) toont een grote verscheidenheid aan symptomen en gedragingen die bij dit ziektebeeld passen. Het lijkt soms wel of iemand met deze persoonlijkheidsstoornis twee persoonlijkheden heeft.

Wanneer je een borderline persoonlijkheidsstoornis hebt, voel je je vaak niet in balans, maar erg instabiel en kan je (ook voor jezelf) soms onvoorspelbaar reageren. Je voelt je vaak snel afgewezen en bent bang om door mensen die belangrijk voor jou zijn in de steek gelaten te worden. Je kan sterk emotioneel reageren als dat dreigt te gebeuren.

Een borderline persoonlijkheidsstoornis wordt vaak veroorzaakt door een combinatie van biologische, psychische en sociale factoren.
Je hebt meer kans op borderline wanneer:

  • Borderline in je familie voorkomt.
  • Je er aanleg voor hebt. Het kan zijn dat jouw hersenen prikkels anders verwerken. Hierdoor kun je anders denken, voelen en reageren dan andere mensen.
  • Je in je jeugd een ingrijpende ervaring hebt meegemaakt en/ of je onveilig hebt gevoeld. Bijvoorbeeld door mishandeling, seksueel misbruik of een scheiding van je ouders.

Borderline herkennen is niet makkelijk. Het lijkt soms wel of je twee persoonlijkheden hebt. De kenmerken van borderline die veel voorkomen zijn bijvoorbeeld:

  • Je houdt mensen op afstand
  • Je gedraagt je wantrouwend naar andere mensen toe
  • Je laat je door niemand echt kennen
  • Weinig grip hebben op je emoties
  • Niet goed weten wie je bent of wat je voelt
  • Onaangeroerd zijn of vlak voelen door gebeurtenissen die mensen doorgaans erg van streek zouden maken
  • Zelfbeschadiging
  • Vriendschappen en relaties

Het is voor iemand met een borderline persoonlijkheidsstoornis dan ook niet makkelijk om vriendschappen en relaties te behouden. Eigenlijk was dit al zo toen je jong was. Je hebt gedurende de jaren met borderline leren omgaan.

Met een borderline persoonlijkheidsstoornis heb je doorgaans weinig grip op je emoties: de kleinste aanleiding kan je erg raken en bijvoorbeeld onredelijk boos maken; zo boos dat je zin hebt om met dingen te gooien. Anderen vinden dan soms dat je overdrijft of te gevoelig reageert en zelf snap je vaak ook niet goed waarom je emotioneel reageert.

Je gevoeligheid maakt ook dat je soms impulsief reageert en dat je bijvoorbeeld dingen doet die schadelijk zijn voor jezelf of voor anderen. Zoals roekeloos autorijden of middelenmisbruik. Ook kan het voorkomen dat je jezelf snijdt of op een andere manier beschadigt. Liever die lichamelijke pijn dan die leegte en pijn van binnen voelen.

Deze borderline kenmerken gelden zowel voor vrouwen als mannen.

Wanneer jouw gevoelens en het idee over wie je bent steeds alle kanten op gaan, kost dat veel energie en stress. Mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis hebben dan ook vaak stress gerelateerde lichamelijke klachten en angststoornissen.

Theatrale persoonlijkheidsstoornis (Cluster B – theatraal, emotioneel of grillig gedrag)

Mensen met een theatrale persoonlijkheidsstoornis of aandacht stoornis, houden van veel aandacht. Ze hebben de neiging om hun gevoelens flink aan te dikken en deze op een dramatische manier te brengen. Als ze niet in het middelpunt van de aandacht staan is de teleurstelling groot.

Op de omgeving komt iemand met een theatrale persoonlijkheidsstoornis of aandachtsstoornis in eerste instantie vaak over als een spontaan, sociaal, charmant en aanwezig persoon. Soms krijgen mensen na een tijdje echter het gevoel dat degene met de theatrale persoonlijkheidsstoornis een rol speelt en nooit zijn ware aard laat zien. Mensen met een theatrale persoonlijkheidsstoornis hebben de neiging om hun gevoelens flink aan te dikken en deze op een dramatische manier te brengen, terwijl het aan de andere kant ook wat oppervlakkig blijft. Zo zal iemand met een aandachtsstoornis bijvoorbeeld gemakkelijk iemand kunnen omhelzen terwijl hij of zij deze nauwelijks kent.

Zo nadrukkelijk als de vreugde kan zijn, zo zwaar en meeslepend kan de somberheid of de teleurstelling zijn. Dit gebeurt vaak wanneer diegene niet in het middelpunt van de belangstelling staat en dus niet de bevestiging krijgt die hij of zij nodig heeft. Mensen met een theatrale persoonlijkheid zullen ook meer dan anderen flirten of seksueel getint gedrag laten zien. Dit kan overal gebeuren, flirten met de bakker, met de ober, met de groenteman, maar ook met mensen op straat of met collega’s. Soms kan het dus ook ongepast zijn.

Het kost een hoop energie om steeds te zorgen dat je in het centrum van de aandacht staat. Hierdoor is er weinig energie om stil te staan bij wat je zelf nou eigenlijk echt voelt of je te verplaatsen in anderen. Dit maakt het hebben van een echte intieme relatie extra moeilijk. Wanneer iemand met een theatrale persoonlijkheidsstoornis niet de aandacht krijgt die hij of zijn nodig heeft, levert dit veel stress op. Mensen met een theatrale persoonlijkheidsstoornis hebben dan ook vaak stress gerelateerde lichamelijke klachten of angststoornissen. Mensen met deze stoornis hebben ook vaker dan anderen een somatisatiestoornis (hypochondrie), waarbij ze een lange ziektegeschiedenis hebben met veel klachten, die medisch niet helemaal te verklaren zijn. Verder kunnen ze last hebben van somberheidsklachten.

Narcistische persoonlijkheidsstoornis (Cluster B – theatraal, emotioneel of grillig gedrag)

Een narcistische persoonlijkheidsstoornis is tweezijdig. Aan de ene kant staat een opgeblazen gevoel van zelfbelang en zucht naar bewondering centraal, en aan de andere kant is er sprake van een extreem gevoel van minderwaardigheid en onzekerheid.

Narcisme is niet makkelijk te herkennen. De omgeving van iemand met deze stoornis krijgt meestal te maken met de ‘grootse’ kant van de medaille, toch geldt dit niet voor alle mensen met narcisme. Mensen met een narcistische persoonlijkheidsstoornis vertellen over het algemeen graag over hun probleemloze leven, grootse toekomstplannen en buitengewone prestaties en capaciteiten. En wanneer je zo iemand oppervlakkig kent, kun je dan ook erg onder de indruk raken van zo’n getalenteerde persoonlijkheid.

Mensen met een narcistische persoonlijkheidsstoornis hebben deze bewondering en aandacht vaak ook nodig om zichzelf de moeite waard te vinden. Veel mensen met narcisme vinden bovendien dat ze er recht op hebben. Daarin speelt mee dat ze het idee hebben dat ze door hun uitzonderlijkheid bepaalde privileges verdienen die anderen niet hebben. Iemand met een narcistische persoonlijkheidsstoornis voelt zich meestal verheven boven anderen en sommige van hen zullen een ander moeiteloos ‘gebruiken’ wanneer zij hier zelf beter van kunnen worden. Nogmaals: een narcist herkennen is niet makkelijk.

Mensen met narcisme zijn ervan overtuigd dat zij meer ‘bijzonder’ zijn dan andere mensen. Dit laten zij ook graag aan anderen merken.

Iemand met een narcistische persoonlijkheidsstoornis wil constant bewonderd worden. Hij of zij geniet daar enorm van.

  • Een gebrek aan empathie
  • Gespeeld charmant zijn
  • Verslaafd aan aandacht krijgen
  • Agressief gedrag vertonen
  • Gebrek aan emoties
  • Een groot ego
  • Macht willen hebben
  • Gebrek aan berouw of schuldgevoelens
  • Extreem jaloers zijn

Maar er zijn nog meer narcisme symptomen, want diep van binnen zijn mensen met narcisme vaak eenzaam, kwetsbaar en hebben ze een groot minderwaardigheidsgevoel. Mensen met narcismekenmerken zijn dan ook erg gevoelig voor krenking en afwijzing. Kritiek op hun gedrag leidt in hun gedachte vaak direct tot het onderuithalen van hen als persoon. Ze reageren in dit soort gevallen vaak met woede, maar verbergen daarmee de onmacht, onzekerheid en schaamte die ze diep van binnen voelen. Daarbij komt dat ze grote moeite hebben met het verdragen van echte intimiteit, omdat dan ook wordt verlangd dat je je kwetsbaarheid kan tonen en je klein mag zijn.

De zojuist beschreven kanten van de medaille gelden overigens niet voor alle mensen met een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Bij sommige van hen blijft de ‘grootse’ kant meer op de achtergrond en zien we juist meer de minderwaardige kant aan de oppervlakte, waarbij zij nog steeds erg op zichzelf gericht zijn. Mensen met narcisme zijn vaak veel energie kwijt aan hun gevoel van minderwaardigheid en hebben weinig oog voor anderen en hun eigen gevoelens. Toch voelen ze zich ook speciaal en uniek, waarbij ze vanuit hun minderwaardigheid kunnen denken dat ze bepaalde dingen niet hoeven doen, gewoon omdat ze er recht op hebben.

Ontwijkende persoonlijkheidsstoornis (Cluster C – gespannen of angstig gedrag)

Mensen met een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis hebben behoefte aan contact, maar zijn bang voor afwijzing en, in hun ogen, vernedering. Vaak is bij mensen met een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis sprake van verlegenheid en sterke geremdheid. Hun klachten lijken op die van de sociale fobie.

Mensen met een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis, ook wel een vermijdende persoonlijkheidsstoornis genoemd, vinden het moeilijk om anderen te laten zien wie ze zijn, en wat ze van iets vinden. Ze zijn bang, erg terughoudend, omdat ze het gevoel hebben dat ze iets verkeerds doen of gaan zeggen. Ze zijn vaak ook overgevoelig voor kritische opmerking over henzelf.

​​​​​​​Daarnaast denken mensen met dit probleem ook vaak dat ze zelf niet interessant voor een ander, dat ze saai zijn. Hierdoor kijken ze vaak de kat uit de boom. Ze nemen niet deel aan gesprekken, ondernemen geen actie totdat ze zeker weten dat ze geaccepteerd worden.

​​​​​​​Mensen met deze ontwijkende persoonlijkheidsstoornis kunnen voortdurend bezig zijn met wat anderen van hem of haar zullen denken. En die gedachten zijn vaak negatief.

Iedereen heeft zijn eigen persoonlijkheid. De een is meer aanwezig als een ander, of stapt makkelijker op iemand af, of geeft eerder een mening. Dat is normaal. Het wordt een probleem als iemand zich belemmert en beperkt voelt in zijn/haar dagelijks functioneren.

Ontwijkende persoonlijkheidsstoornis symptomen zijn:

  • Overgevoeligheid voor afwijzing of kritiek
  • Sociaal isolement
  • Een extreem laag zelfbeeld
  • Eenzaamheid
  • Extreme verlegenheid of bang zijn voor sociale situaties
  • Zelfhaat
  • Wantrouwen naar andere mensen
  • Vermijden van lichamelijk contact
  • Verlegenheid
  • Problemen op werk of school
  • Gevoelens van minderwaardigheid
  • Veelvuldig gebruiken van de fantasie om aan de realiteit te ontsnappen
  • Straatvrees (alleen in extreme gevallen)
  • Geen activiteiten ondernemen omdat je bang bent in verlegenheid gebracht te worden

 De aandoening begint vaak tijdens de jonge volwassenheid.

Heb je een relatie met iemand met een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis? Dat kan spanningen opleveren in je relatie. De ander wil niet mee naar feestjes of voelt zich daar doodongelukkig. Je wilt graag dingen samendoen en beleven, maar dat lukt niet altijd. Ook voor jou geldt dat je rekening moet houden met je eigen gevoelens en behoeftes. Het is belangrijk om jouw geliefde ervan te overtuigen om hulp te zoeken, en aan te geven dat je er voor de ander bent, anders bestaat de kans dat de relatie geen standhoudt.

Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis (Cluster C – gespannen of angstig gedrag)

Iemand met een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis heeft het idee dat hij of zij het leven niet alleen aankan. Er is te weinig vertrouwen in het eigen kunnen om ergens alleen aan te beginnen of ergens alleen naartoe te gaan. Om over het nemen van beslissingen nog maar te zwijgen.

Een persoon met een afhankelijke persoonlijkheid heeft dan ook veel advies en geruststelling van anderen nodig. Hij of zij zal een ander al snel om hulp vragen. Afhankelijke mensen voelen zich erg onprettig wanneer ze alleen zijn, je weet nooit wat er kan gebeuren. Ze zullen ervoor zorgen dat er altijd iemand anders in de buurt is op wie ze kunnen leunen. In relaties zijn ze daarom bang dat ze door de ander in de steek worden gelaten. Want wat dan?

Mensen met een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis worden vaak gezien als erg aardig, lief en behulpzaam. Meningsverschillen gaan ze het liefst uit de weg, want het uiten van een eigen mening kan ertoe leiden dat je ruzie krijgt, of erger nog, dat de ander je verlaat.

Iemand met een afhankelijke persoonlijkheid zal zichzelf ook gemakkelijk wegcijferen en heeft er alles voor over om steun en toeverlaat van anderen aan zich te binden. Soms gaan mensen met een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis zo ver in hun verlangen naar een bron van steun, dat ze een relatie aangaan met een onaardig persoon of zelfs een persoon met (voor anderen) verkeerde bedoelingen. Deze emotionele afhankelijkheid kan in relaties leiden tot uitbuiting, geweld en soms zelfs misbruik. Het is kenmerkend dat het een hoop energie kost om steeds maar aardig te moeten doen en je irritaties te verbergen. Dit levert een hoop stress op.

Mensen met een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis hebben ook vaak stress gerelateerde lichamelijke klachten of angststoornissen. Ook kunnen ze last hebben van somberheidklachten. Mensen met een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis hebben vaak ook kenmerken van andere persoonlijkheidsstoornissen, zoals de borderline persoonlijkheidsstoornis.

Obsessieve-compulsieve persoonlijkheidsstoornis (Cluster C – gespannen of angstig gedrag)

Mensen met een obsessieve compulsieve persoonlijkheidsstoornis (OCPS) zijn zuinig met geld, houden hun huis perfect op orde en willen taken niet delegeren omdat ze bang zijn dat deze niet correct worden uitgevoerd. Moreel of ethisch gezien zijn er weinig of geen grijze gebieden: handelingen en opvattingen zijn volledig goed of volledig fout. Hun persoonlijke relaties verlopen moeizaam, omdat ze te hoge eisen stellen aan vrienden, partners en kinderen.

Obsessief compulsieve persoonlijkheidsstoornis wordt ook wel omschreven als dwangmatige persoonlijkheidsstoornis. De naam wordt vaak verward met obsessief compulsieve stoornis (OCS) of dwangstoornis (het verschil in naam is ‘persoonlijkheid’). OCS is een van de angststoornissen. De namen lijken weliswaar op elkaar, maar het zijn 2 zeer verschillende aandoeningen. Mensen met OCPS hebben over het algemeen niet de neiging om rituele handelingen uit te voeren (bijvoorbeeld zeer vaak de handen wassen), terwijl dit juist een specifiek kenmerk van OCS is. Mensen met OCPS streven bovenal naar perfectionisme en voelen zich gespannen als dingen niet ‘goed’ of ‘ordelijk’ zijn.

Mogelijke psychologische oorzaken zijn een kille, kritische of strenge houding van de opvoeders en een omgeving die nadruk op verantwoordelijkheid of schuld legt en weinig ruimte biedt voor spel en gevoel. Psychosociaal kan de oorzaak ook worden gezocht in een omgeving die overmatig streeft naar prestatie.

BURN-OUT

Burn-out is geen ziekte, maar een syndroom. Het kenmerkt zich door zowel lichamelijke, psychische als sociale klachten die gepaard gaan met een verminderd gevoel van eigenwaarde op het werk. Gezien het geen ziekte wordt genoemd is de impact zeer aanzienlijk.

Het verschil met depressie is dat een burn-out enkele gelijkaardige kenmerken heeft zoals depressie, maar burn-out is het gevolg van een langdurige overbelasting.
Het belangrijkste verschil is dat burn-out vooral gaat over een tekort aan energie. Je voelt je niet in staat nog iets te doen en zeker niet als dit werk gerelateerd is. Je kan echter wel nog genieten van dingen buiten de werksfeer. Een depressie is een stemmingsstoornis: niets is nog positief of de moeite waard, niets kan nog je interesse wekken.

Depressie                                                      Burn-out

Je voelt je emotioneel uitgeput.                 Je voelt je emotioneel uitgeput.
Je bent prikkelbaar.                                     Je bent prikkelbaar.
Je hebt nergens interesse voor,                Je hebt nog interesse in dingen buiten je werk
      je geniet nergens meer van.    .
Je hebt een heel laag zelfbeeld.               Je zelfvertrouwen heeft een deuk gekregen.
Je hebt last van doemdenken.                  Je denkt wel nog realistisch als het
                                                                      niet over je werk gaat.
Je hebt nergens energie voor.                   Je energie staat op een laag pitje,
                                                                      maar is hoger dan bij een depressie.

Dit uit zich op het gebied van je psychisch welbevinden:

  • Je bent niet meer gemotiveerd op je werk.
  • Je voelt je gefrustreerd.
  • Je zelfvertrouwen kwijnt weg.
  • Je voelt je lusteloos.
  • Je hebt concentratieproblemen.
  • Je voelt je angstig.

Dit uit zich op het gebied van je gedrag:

  • Je bent onverschillig.
  • Je zondert je af.
  • Je wordt cynisch.
  • Je reageert agressief.
  • Je werkt minder efficiënt en maakt meer fouten.
  • Je gaat meer roken, alcohol of drugs gebruiken.

Centrum-Psychodiagnostiek
is een afdeling van Falconcare BV